Wil je een spreekbeurt maken welke gaat over de zintuigen en/of sensorische informatieverwerking? Dan hopen we dat we je hier een hoop informatie kunnen geven daarvoor. In de toekomst hopen we ook spreekbeurten en werkstukken van anderen hier te mogen delen met jullie als voorbeeld en inspiratie.
Er zijn een aantal basisvragen die je wilt behandelen in een spreekbeurt. Zo ook als die over de zintuigen en sensorische informatieverwerking gaat:
1.Voorstellen en inleiding onderwerp
Vertel altijd weer even wie je bent, wat het onderwerp is en waarom je hiervoor hebt gekozen.
2.Wat betekent je onderwerp nu eigenlijk?
Hier ga je uitleggen wat je onderwerp precies is. Meestal weten degene in de klas die naar jouw spreekbeurt luisteren nog niets of weinig van het onderwerp. Leg dus zoveel mogelijk uit. Geef hierbij veel voorbeelden in tekst, foto of filmmateriaal.
Informatie over de losse zintuigen kun je vinden op onze website onder:
kijken
horen
voelen
proeven
ruiken
evenwicht
spieren en gewrichten
interne organen
3.Hoe ontstaat het of hoe ontwikkelt het zich?
In het geval van de zintuigen en de sensorische informatieverwerking kun je vertellen of je het al hebt als je geboren wordt, krijgt je het later, heeft de ontwikkeling nog invloed hierop? Dus hoe ontstaat het bij iedereen. Misschien kun je hier ook iets meer vertellen wat het betekent als er problemen zijn in de sensorische informatieverwerking. Als je zelf er mee te maken hebt, kun je hier misschien ook vertellen hoe dit voor jou eruit ziet of wat dit voor jou betekent?
4.Hoe vaak komt het voor in Nederland?
Hier probeer je iets te vertellen over hoe vaak problemen in de sensorische informatieverwerking voorkomen bij mensen. In Amerika is uit onderzoek gebleken dat 5% tot 16% van de kinderen symptomen laat zien van problemen in de sensorische informatieverwerking. Er zijn nog niet zo heel veel exacte cijfers over bekend in Nederland. Maar wat wel bekend is dat iedereen te maken heeft met sensorische informatieverwerking. Iedereen heeft in zijn leven op zijn eigen manier geleerd om met prikkels om te gaan.
5.Kun je het behandelen?
Een aantal behandelvormen of therapieën staan verderop in de begrippen lijst beschreven. Bespreek in je spreekbeurt welke therapieën er zijn of welke behandelmethodes er worden gebruikt? Als je zelf er mee te maken hebt, kun je misschien voorbeelden geven van de therapie of behandelmethode die jij krijgt.
6.Wat kunnen anderen doen om kinderen met problemen in de sensorische informatieverwerking of problemen met de zintuigen te helpen?
Geef tips aan klasgenoten en de leerkracht hoe zij om kunnen gaan met mensen die problemen ervaren in de sensorische informatieverwerking of de zintuigen.
7.Vragen?
Aan het eind is er altijd tijd voor een vragenrondje. Je kunt eventueel ook zelf nog wat vragen voor de klas bedenken en aan het eind aan ze stellen of tussendoor om ze er actief bij te betrekken tijdens je spreekbeurt.
Uitleg begrippen en onderwerpen die te maken hebben met de zintuigen:
ADD
ADD is de afkorting voor Attention Deficit Disorder of ook wel een Aandachtstekortstoornis genoemd. Je hebt dan moeite om je aandacht voldoende bij de activiteiten te houden. Wereldwijd wordt er gebruik gemaakt van een Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) en daar wordt gezegd dat ADD een subtype is van ADHD, welke verderop wordt uitgelegd. Bij ADD kan er vaker sprake zijn van depressie, angststoornissen en slechte prestaties op school bijvoorbeeld. Gedragsproblemen staan bij ADD minder op de voorgrond.
Vanuit de sensorische informatieverwerking kunnen er ook problemen ontstaan met het volhouden van je aandacht bij activiteiten. Er wordt dan vaak gesproken over alertheidsregulatie problemen of een overregistratie of onderregistratie voor bepaalde prikkels.
Voor meer informatie over ADD, kun je eens kijken op Wikipedia of Brainwiki
ADHD
ADHD is de afkorting voor Attention Deficit Hyperactive Disorder of ook wel aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis genoemd. Een aantal kenmerkende symptomen bij ADHD zijn impulsief gedrag, concentratieproblemen, rusteloosheid en leermoeilijkheden. ADHD wordt als diagnose genoemd in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). ADHD komt bij jongens tot zo’n 3/4 x vaker voor dan bij meisjes. Voor meer informatie over ADHD kun je kijken op Wikipedia of Brainwiki. Een andere goede website is van de Hersenstichting
Alertheidsregulatie
Voor verschillende activiteiten en situaties heb je een verschillende alertheid nodig. Als je ’s avonds ontspannen op de bank nog even TV zit te kijken, mag je alertheid laag zijn. Zit je echter op school en moet je luisteren naar de leerkracht, dan moet je alertheid gericht zijn op de leerkracht. Tijdens het sporten mag je alertheid juist nog wat hoger zijn zodat je snel kunt reageren op de dingen die tijdens het sporten om je heen gebeuren. Het aanpassen van de alertheid aan alle situaties door de dag heen, noemen we alertheidsregulatie.
Autisme
Autisme is een aangeboren pervasieve (bedoelen ze mee op alle ontwikkelingsgebieden) ontwikkelingsstoornis die zich kenmerkt door beperkingen op het gebied van sociale interactie en (non) verbale communicatie en door een beperkt, repetitief of stereotiep gedragspatroon. Autisme wordt als diagnose genoemd in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Het is op jonge leeftijd moeilijk vast te stellen. Voor meer informatie over autisme ga naar wikipedia en brainwiki
Beelddenker
Een beelddenker denkt grotendeels in beelden. De meeste mensen denken in taal. Zij zien tijdens het denken de woorden in hun gedachten voorbij schieten die samen dan een geheel worden. Een beelddenker denkt in beelden en gebeurtenissen. Ze zien beelden van handelingen en situaties. Ze zien hierdoor meteen het grote geheel, maar kunnen daardoor belangrijke details sneller missen. Meer informatie is te vinden op de website van Gedragsproblemen-kinderen of op wikipedia.
Behandelmethodes
Er zijn veel verschillende methodes die op bepaalde gebieden of delen binnen de sensorische informatieverwerking van invloed kunnen zijn. Hier zullen we later nog meer informatie over geven. Een enkele zal hieronder al uitgelegd worden. Kijk maar eens alvast bij:
– Hoe draait jouw motor of ook wel Motorprogramma genoemd.
Diepe druk
Deze term wordt veel gebruikt door therapeuten, leerkrachten of in boeken. Daarom willen we hier kort uitleggen wat dit nu inhoudt. Diepe druk wordt veroorzaakt door het proprioceptieve zintuig, het zintuig dat de informatie verwerkt van de spieren en gewrichten. Als dit zintuig niet voldoende informatie doorgeeft aan de hersenen waardoor we niet voldoende weten wat onze spieren doen of hoe onze gewrichten staan, wordt vaak gezegd dat we meer diepe druk moeten geven door de dag heen. Hiermee wordt bedoeld dat we meer activiteiten gaan bedenken of materialen die ervoor zorgen dat de informatie uit de spieren en gewrichten beter waargenomen worden. Een bekend voorbeeld hiervan is het gebruik van verzwaringsmiddelen zoals vestjes, deken, schootdekjes etc. Door het extra gewicht op je lichaam, word je je meer bewust van de informatie uit spieren en gewrichten. Maar het kan ook opgeroepen worden door activiteiten te doen waarbij je veel kracht moet leveren. Hierdoor zorgen je spieren zelf voor diepe druk vanuit je lichaam waardoor je ze beter voelt. Denk aan het tillen van zware voorwerpen. Of het tegen een heuvel op fietsen. Daarvoor moet je veel kracht gebruiken.
Discriminatie
Als er over discriminatie binnen de sensorische informatieverwerking gesproken wordt, hebben we het niet over rassendiscriminatie. Dan wordt bedoeld of een bepaald zintuig goed kan details kan onderscheiden, of ook wel genoemd, kan discrimineren. Zo heb je bijvoorbeeld tactiele discriminatie. Als deze in orde is, kun je via de tast de details waarnemen op tactiele oppervlaktes en de verschillen voelen zonder te kijken. De een is hier beter in dan de ander. Een therapeut kan hier soms extra onderzoek naar doen als iemand een sensorisch informatieverwerkingsprobleem heeft.
DSM
DSM is de afkorting van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Het is een Amerikaans handboek dat in de meeste landen als standaard gebruikt wordt in de psychiatrische diagnostiek. De laatste versie is van mei 2013 en wordt de DSM-5 genoemd. De DSM probeert een grote internationale spraakverwarring in de literatuur ver psychische aandoeningen te voorkomen. Er werd met de DSM eenheid gebracht in de diagnosen, alle symptomen werden duidelijk omschreven en er werd precies gedefinieerd welke symptomen kunnen voorkomen bij een ziektebeeld. Maar ook hoeveel van die symtomen aanwezig dienen te zijn, voordat er gesproken kan worden van een bepaald syndroom of ziektebeeld bij een patiënt. Voor meer informatie over de DSM kun je kijken op wikipedia of op de website van de DSM zelf, maar die is in het engels
Dyspraxie
Dyspraxie is een stoornis in de motorische ontwikkeling die zorgt voor problemen bij het plannen en coördineren van motorische handelingen. Het probleem zit hem in het juist verwerken van de informatie door de hersenen. Vaak gaat het ook samen met problemen in de spraak, taal, waarnemen, denken en gevoelige tastzin. Dyspraxie wordt onder vele namen genoemd, o.a. Developmental Dyspraxia, Developmental Co-ordination Disorder, DCD, Sensory Motor Disorder, Sensory Integration Dysfunction. Vaak is er sprake van onhandigheid, het niet goed kunnen automatiseren van handelingen, slechte houding etc. Voor meer informatie over dyspraxie en alle mogelijke kenmerken kun je kijken op wikipedia.
Fijne motoriek
Door je motoriek kun je bewegen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in de grove en fijne motoriek. Hier gaan we in op de fijne motoriek. Het woord zegt het al, bij de fijne motoriek gaat het om de fijne bewegingen. Vaak zijn dit de kleine, gedetailleerde bewegingen die je nodig hebt om te kunnen knippen, rijgen, tekenen, schrijven, veters strikken etc.
Gebrekkige registratie
Dit is een van de zintuigprofielen die uit de Sensory Profile naar voren kan komen. Gebrekkige registratie houdt in dat veel van de prikkels die de zintuigen ontvangen onvoldoende opgemerkt worden in de hersenen waardoor er niet of weinig op gereageerd wordt. Een persoon met een gebrekkige registratie gaat ook niet zelf extra op zoek naar prikkels om dit te compenseren. Dit zijn vaak kinderen of mensen die wat wazig over kunnen komen, veel dingen niet meekrijgen, vaak in een hoekje zitten te spelen of te lezen.
Gevoelig voor prikkels
Dit is een van de zintuigprofielen die uit de Sensory Profile naar voren kan komen. De persoon die gevoelig is voor prikkels verwerkt de prikkels die de zintuigen waarnemen te sterk. Ze worden te heftig waargenomen door de hersenen. Hierdoor kan de persoon overladen raken door het teveel aan sterke prikkels die de hersenen moeten verwerken. Dit zijn vaak kinderen of mensen die erg gespannen zijn, op elk geluidje, dingen die ze zien, geuren, aanrakingen reageren.
Grove motoriek
Door je motoriek kun je bewegen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in de grove en fijne motoriek. Bij de grove motoriek gaat het om de grove en vaak grote bewegingen van het lichaam. Hierbij moet je denken aan het lopen, omrollen, opstaan en gaan zitten, fietsen, bewegingen die komen kijken bij de sporten zoals voetballen, hardlopen, zwemmen etc.
Hoe draait jouw motor?
In het “Hoe draait jouw motor” programma (ook wel motorprogramma genoemd) wordt aandacht besteed aan welke mate van alertheid adequaat is voor welke situatie. De mate van alertheid wordt vergeleken met de motor van een auto. De motor van een auto draait ook niet de hele autorit even snel. In een woonwijk draait die rustiger dan op de snelweg. Met behulp van dit programma kun je inzicht krijgen in je eigen alertheidsregulatie en of die passend is voor de situaties waar je mee te maken hebt in het dagelijks leven. Het geeft ook handvaten om je alertheid wel adequaat aan te passen aan de situatie. Meer informatie over het motorprogramma kun je vinden op de nederlandse website van het motorprogramma of op de amerikaanse website van de schrijvers en bedenkers van het motorprogramma
Hooggevoeligheid
Dit is een eigenschap (zo is verlegen zijn of uitbundig zijn ook een eigenschap). In plaats van hooggevoeligheid wordt ook wel over hoogsensitief gesproken. Mensen met de eigenschap hooggevoeligheid zijn heel gevoeliger dan de gemiddelde mens. Er wordt dan vaak gesproken over een combinatie van interne en externe gevoeligheid die ervoor zorgen dat je de eigenschap hooggevoeligheid hebt. Interne gevoeligheid zijn de dingen die je van binnen voelt en bedenkt. Ze hebben dan een groot inlevingsvermogen, een rijke fantasie, raken snel ontroerd door films en muziek, en zijn zeer gevoelig voor sfeer. Externe gevoeligheid heeft te maken met dingen die van buitenaf komen, zoals licht, geluid, kleding op je huid enz. Dit laatste is wat wij vaak duidelijk herkennen als onderdeel van de sensorische informatieverwerking. Meer informatie over hooggevoeligheid kun je vinden op de website van HSP.
Hoogsensitief
Zie hooggevoeligheid voor uitleg.
Motorprogramma
In het “Hoe draait jouw motor” programma (ook wel motorprogramma genoemd) wordt aandacht besteed aan welke mate van alertheid adequaat is voor welke situatie. De mate van alertheid wordt vergeleken met de motor van een auto. De motor van een auto draait ook niet de hele autorit even snel. In een woonwijk draait die rustiger dan op de snelweg. Met behulp van dit programma kun je inzicht krijgen in je eigen alertheidsregulatie en of die passend is voor de situaties waar je mee te maken hebt in het dagelijks leven. Het geeft ook handvaten om je alertheid wel adequaat aan te passen aan de situatie.
Onderregistratie
Onderregistratie is een begrip die gebruikt wordt om uit te leggen dat prikkel die je via je zintuigen binnen krijgt te zwak, te weinig of niet verwerkt worden in de hersenen. Ze worden onvoldoende geregistreerd waardoor je misschien belangrijke informatie gedurende de dag mist. Hierbij wordt ook wel de term hoge drempel gebruikt. Als je denkt aan een deur waar de prikkels doorheen moeten. Als de drempel hoger is dan normaal en de deur blijft even groot, lukt het niet om alle prikkels binnen te laten. Ze passen dan niet allemaal over de hoge drempel door de deur heen.
Ontstaansgeschiedenis sensorische informatieverwerking
Dr. Anna Jean Ayres begon in de jaren 1950 de theorie te ontwikkelen en bijbehorende behandelmethoden voortbordurend op het eerdere werk van Charles S. Sherrington en anderen. Ze onderzocht het verband tussen het brein en gedrag. Rond 1960 herkende en omschreef ze het “dysfunctioneren in het proces van sensorische integratie”. De theorie werd door ontwikkeld. En ze legde een verband tussen problemen in het verwerken van prikkels uit het lichaam en de omgeving en problemen die er waren in het cognitieve en motorisch leren. Tussen 1968 en 1989 gebruikte ze tests voor sensorische integratie en praktische functies bij kinderen met en zonder leerproblemen en sensorische problemen. Deze werd later aangepast en bekend als de SIPT, the Sensory Integration and Praxis Test, die verderop in deze begrippenlijst wordt toegelicht. In 1972 publiceerde ze haar definitie van wat toen nog Sensorische Integratie werd genoemd. Ayres beschouwde de sensorische integratie therapie als een specialiteit voor ergotherapeuten. Daarom zie je zeker in Amerika dat met name ergotherapeuten geschoold zijn in deze theorie en behandeling. In Nederland werken we iets anders en zijn ook veel fysiotherapeuten en logopedisten geschoold. Meer informatie over Jean Ayres is onder andere te vinden op de engelse website van wikipedia.
Overregistratie
Overregistratie is een begrip die gebruikt wordt om uit te leggen dat prikkel die je via je zintuigen binnen krijgt te sterk of te veel verwerkt worden in de hersenen. Ze worden te heftig geregistreerd waardoor je zoveel informatie gedurende de dag binnen krijgt dat je misschien niet meer weet met welke informatie je nu moet doen en er misschien ook wel angst voor heb. Hierbij wordt ook wel de term lage drempel gebruikt. Als je denkt aan een deur waar de prikkels doorheen moeten. Als de drempel lager is dan normaal en de deur blijft even groot, komen er teveel prikkels door de deur. Er passen er meer dan normaal over de lage drempel door de deur heen. De hersenen kunnen al deze informatie vaak niet meer op de juiste manier verwerken.
Praxis
Praxis is de vakterm voor het motorisch handelen. Of liever gezegd voor het plannen en coördineren van motorische handelingen. Het zorgt ervoor dat je de volgorde van stappen weet die je moet nemen voordat je tegen een voetbal aan kunt schoppen. Het zorgt er ook voor dat als je de volgorde van stappen goed doorloopt, dat je goed kunt richten en raak schopt tegen de voetbal.
Prevalentie sensorische informatieverwerkingsproblemen
Volgens het STAR center uit Denver, Verenigde Staten, blijkt uit onderzoek dat 5% tot 16% van de kinderen symptomen laat zien van problemen op het gebied van sensorische informatieverwerking.
Prikkeldrempel
Je kunt voor verschillende zintuigen een andere prikkeldrempel hebben. Dit kan zijn een hoge, adequate of een lage prikkeldrempel. Elders in de lijst wordt uitgelegd wat een hoge drempel en een lage drempel precies betekent. Bij een adequate drempel komt precies de juiste hoeveelheid prikkels in de juiste sterkte binnen via de zintuigen om goed verwerkt te worden in de hersenen.
Prikkelvermijder
Dit is een van de zintuigprofielen die uit de Sensory Profile naar voren kan komen. De persoon die prikkels vermijdt, verwerkt deze prikkels te heftig of teveel. Door ze te gaan vermijden, probeert die persoon de stroom aan binnenkomende prikkels onder controle te houden. Deze kinderen of mensen trekken zich vaak terug uit situaties of willen veel vaste structuur en controle hebben door de dag heen om de prikkels voorspelbaar te maken.
Prikkelzoeker
Dit is een van de zintuigprofielen die uit de Sensory Profile naar voren kan komen. De persoon die prikkels zoekt, verwerkt de ontvangen prikkels te weinig of te zwak waardoor die veel informatie mist gedurende de dag. Om te zorgen dat die toch aan zijn hoeveelheid prikkels komt om voor zijn gevoel voldoende alert te blijven, gaat die ze zelf actief opzoeken. Deze kinderen of mensen herken je vaak doordat ze niet stil kunnen blijven zitten, altijd ergens mee zitten te tikken, urenlang kunnen blijven sporten of buiten spelen, zitten te neuriën de hele dag door enzovoort.
Sensorische informatieverwerking
Er zijn zintuigen die we allemaal kennen, zoals horen, zien, voelen, ruiken en proeven. Maar er zijn ook verborgen zintuigen, zoals het evenwichtsorgaan, informatie uit je spieren en gewrichten en informatie uit je organen in je lichaam. Al die zintuigen werken de hele dag samen om ervoor te zorgen dat we goed reageren op onze omgeving. Ze informeren ons in feite over de wereld om ons heen. Ze laten ons weten dat we bij een groen stoplicht door moeten rijden en ze vertellen ons dat we bij een volle blaas naar de wc moeten. Ze bestaan afzonderlijk van elkaar, maar moeten als een geheel functioneren. Dit noemen we sensorische informatieverwerking, dus de samenwerking van alle zintuigen. De informatie die al die zintuigen naar de hersenen sturen zodat de hersenen dit kunnen verwerken en kunnen zorgen dat je lichaam met de juiste reactie of handeling reageert.
Sensorische integratie
In het begin werd sensorische informatieverwerking altijd sensorische integratie genoemd. Dit is echter een term die ook door dokters, neurologen gebruikt wordt. Zij gebruiken deze term echter om aan te geven hoe de hersenen op een MRI samenwerken en waar welke zintuiggebieden in de hersenen zitten. Zij kijken dan specifiek naar het medische stukje, de functie. Binnen de sensorische integratie zoals neuropsychologen en therapeuten dat gebruikten keken we echter meer naar wat we als resultaat zien, namelijk het gedrag wat je laat zien als gevolg van de verwerking in de hersenen en hoe we dit met activiteiten mogelijk kunnen beïnvloeden. Om de verwarring met neurologen en artsen te voorkomen, is daarom een aantal jaar geleden internationaal gekozen voor het gebruik van de term sensorische informatieverwerking. In het engels wordt de term sensory integration ook niet meer gebruikt, maar de term sensory processing.
Sensory Profile
Winnie Dunn is een professor en voorzitster van de afdeling ergotherapie onderwijs op de universiteit van Kansas, Verenigde Staten. Zij heeft veel onderzoek gedaan naar sensorische informatieverwerking en naast het schrijven van veel artikelen, de vragenlijst Sensory Profile ontwikkeld. Therapeuten gebruiken deze vragenlijst om inzicht te krijgen in de prikkelvoorkeuren van iemand en in welk profiel iemand uitkomt. Vanuit de Sensory Profile worden vier zintuigprofielen genoemd en omschreven. Deze profielen worden op deze pagina ook uitgelegd. Dit zijn gebrekkige registratie, gevoelig voor prikkels, prikkelvermijder, prikkelzoeker.
SIPT
SIPT is de afkorting van the Sensory Integration and Praxis Test. Dit is de oorspronkelijke test kit die ontwikkeld was door Dr. Jean Ayres, degene die de theorie Sensorische Integratie (nu Sensorische Informatieverwerking) onderzocht, uitgewerkt en toegepast heeft in eerste instantie. Zij is de grondlegger. Met behulp van deze testkit werden allerlei aspecten binnen de sensorische informatieverwerking zeer nauwkeurig in kaart gebracht. Het is echter een test die veel tijd kost en niet voor alle doelgroepen kinderen toepasbaar. Daarom zijn er tegenwoordig steeds meer andere testen en wordt er veel gebruik gemaakt van vragenlijsten en observatie in de praktijk. Sommige therapeuten zijn nog wel geschoold om deze test af te mogen nemen en zullen hem nog wel gebruiken in hun therapie. In sommige landen worden deze testen nog wel standaard afgenomen. Verschilt ook hoe de zorg geregeld is per land en hoeveel tijd en geld er is om heel veel testen af te kunnen nemen.
Therapie
Mensen die problemen ervaren in de sensorische informatieverwerking kunnen voor behandeling terecht bij een speciaal SI (Sensorische Informatieverwerking) geschoolde ergotherapeut, fysiotherapeut of logopedist. Zij kunnen eventueel samen met de ouders een kort of uitgebreid onderzoek doen naar hoe de sensorische informatieverwerking verloopt bij de persoon. Hiervoor maken ze vaak gebruik van vragenlijsten en doen ze een aantal testjes of observaties. Aan de hand van de uitkomsten daarvan wordt eventueel een behandelplan opgesteld. Het kan zijn dat de persoon een periode individuele therapie krijgt en allerlei oefeningen gaat doen om de sensorische informatieverwerking te beïnvloeden op hersenniveau en eventueel aan te vullen of te veranderen. Het kan echter ook zijn dat de therapeut mee gaat denken hoe de omgeving beter aangepast kan worden op de sensorische wensen van de persoon. Het is niet altijd nodig dat een persoon moet veranderen. Soms zijn kleine omgevingsaanpassingen al voldoende.